Paul Vlaar neemt afscheid: ‘Onze sociale infrastructuur steekt er nog altijd bovenuit’

Na een loopbaan die in het teken stond van versterking van de sociale beroepen neemt Paul Vlaar afscheid. ‘Opvallend is dat juist gemeenten die koplopers zijn in de Wmo weer nieuwe opbouwwerkers aanstellen.’ 

Paul Vlaar (64) studeerde opbouwwerk in een revolutionaire tijd. Begin jaren ’70 dwongen studenten aan de Katholieke Sociale Academie in Enschede de oprichting van die studierichting nog zelf af. ‘We voerden er actie voor en trokken gewoon zelf de docenten aan. Die haalden we bijvoorbeeld uit het Rotterdamse opbouwwerk naar Enschede.’

Als jonge opbouwwerker kwam Vlaar in 1976 als ‘eenpitter’ terecht in de Groningse Tuinwijk, een stadsvernieuwingswijk met zware achterstanden. Twee jaar later werd hij coördinator van een breed welzijnsteam in buurthuis Waterkwartier in Nijmegen. ‘We werkten met heel veel vrijwilligers, wijkbewoners zaten in het bestuur en de wijk had een sterk verenigingsleven. Doordat zoveel bewoners actief waren als vrijwilliger was de buurt redelijk bestand tegen grote bezuinigingen.’

Stedelijke innovatie

En die bezuinigingen hakten erin. Het was de tijd dat minister Brinkman het welzijnswerk kortingen tot 40% oplegde. In 1986, midden in deze turbulente tijd,  stapte Vlaar over naar het stedelijk welzijnswerk en richtte hij zich als staflid werkontwikkeling op beroepsontwikkeling en vernieuwing. ‘De kwaliteit stond op de tocht, er heerste een klaagcultuur op de werkvloer. Om dat tegen te gaan investeerden we flink in trainingen, bijvoorbeeld rond wijkbeheer. Nijmegen liep voorop met de sociale vernieuwing. Zo experimenteerden we met banenpools en kregen daar landelijke bekendheid mee. Het lukte om werkprojecten en praktijkstages voor jongeren te organiseren in de kinderopvang en klussendiensten.’

In 1992 maakte Vlaar de overstap naar het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW) de voorloper van Movisie. Hier stortte hij zich op projecten rond sociale vernieuwing, sociale activering, multiculturele buurt, methodiekontwikkeling. ‘De tendens naar verzakelijking in de relatie met de gemeente ging maar door, met invoering van prestatiecontracten en beleidsgestuurde contractfinanciering. Tot in detail werden de prestaties benoemd en welzijnswerkers worstelden er enorm mee.’

Welzijn versterkt

Vanaf 1998 richtte Paul Vlaar zich vooral op professionalisering, beroepenstructuur en -profielen. ‘Het welzijnswerk stond eigenlijk altijd onder druk. Door bezuinigingen, maar ook door uiteenlopende verwachtingen van gemeenten en gebruikers. Sociaal werkers moeten tegen die druk kunnen en bereid zijn zich goed te profileren. Het is belangrijk om steeds te laten zien waar je goed in bent en waar je voor staat. Wat is je bijdrage aan armoedebestrijding, veiligheid, de ontwikkeling van jongeren?’

Om bij te dragen aan die profilering was Paul in 2000 trekker van de campagne Welzijn Versterkt, opgezet met brancheorganisaties als Verdiwel en de MOgroep, met steun van VWS. Doel was om met een brede coalitie te komen tot een toekomstagenda voor het welzijnswerk, door conferenties in alle provincies te houden. ‘We wilden de meerwaarde laten zien van het welzijnswerk. Er kwam een toekomstagenda waar zo’n duizend congresgangers achter gingen staan. Het bijzondere was ook dat gemeenten en organisaties al snel allerlei passages overnamen in hun beleidsplannen. In die zin was de campagne een groot succes.’

Beroepenstructuur

In dezelfde periode stond de beroepenstructuur voor het welzijnswerk op de agenda, samen met ministeries, vakbonden, onderwijs, beroeps- en brancheorganisaties. Ook hier werd Vlaar een belangrijke trekker van het proces, dat een opmaat vormde tot de huidige discussies rond generalisten en specialisten in het sociaal werk. ‘De welzijnsberoepen hadden zich alle kanten uit ontwikkeld, in een reeks specialismen. Veel beroepen hebben zowel generieke als specifieke competenties, die we hebben vertaald in een breed sociaal beroep met een reeks uitstroomvarianten. Het MBO en HBO beschouwden de beroepenstructuur als brondocument voor hun eigen profielen.’

Met de komst van de Wet maatschappelijke ondersteuning werd Vlaar coördinator van het programma ‘Professionaliteit Verankerd’, vanuit het nieuwe kennisinstituut Movisie. Het programma had tot doel kwaliteitsstandaarden in de sociale beroepen vast te leggen. ‘Brancheorganisatie MOgroep gaf destijds nog prioriteit aan kwaliteitsbeleid binnen de welzijnsorganisaties boven professionalisering. Tien jaar later zien we dat voor Sociaal Werk Nederland professionalisering van de sociale beroepen de eerste prioriteit is.’ Vlaar werd ook landelijk coördinator van het netwerk van Wmo-werkplaatsen, samenwerkingsverbanden die werken aan versterking van onderwijs en praktijk via onderzoek naar lokale praktijken.

Nieuwe opbouwwerkers

De beroepsontwikkeling raakt door de gemeentelijke decentralisatie soms in de verdrukking, signaleert Vlaar. ‘Gemeenten definiëren hun eigen profielen voor functionarissen als wijkwerker of generalist. Maatwerk is goed maar we moeten juist de slag maken naar gemeenschappelijke noemers.’ Ondanks alle aandacht voor professionalisering lijken klassieke beroepen als opbouwwerk en sociaal cultureel werk nagenoeg verdwenen. Gemeenten komen daar wel weer van terug, denkt Vlaar. ‘De sociale wijkteams zijn op dit moment nog heel erg gericht op individuele casuïstiek en vaak ontbreekt het nog aan een collectieve benadering. De verhouding tussen professionals en vrijwilligers, formeel en informeel, verloopt nog wel eens moeizaam. Opvallend is dat juist gemeenten die koplopers zijn in de Wmo weer nieuwe opbouwwerkers aanstellen.’

Paul Vlaar is inmiddels ook 20 jaar actief over de grens, als bestuurslid van de International Federation of Settlements and Neighbourhoodcenters. Hij toont zich een optimist tegen de klippen op. ‘De sociale infrastructuur in ons land steekt er, internationaal gezien, nog altijd met kop en schouders bovenuit. Een provinciestad als pakweg Enschede telt nog evenveel welzijnswerkers als Berlijn. En in ons land mag de schuldenproblematiek dan toenemen, de armoede van nu is toch echt veel minder schrijnend dan in de jaren ’70. In een wijk als de Tuinwijk waren veel inwoners destijds ook echt heel arm.’

Dit artikel is geschreven door Martin Zuithof. Verschenen bij Movisie: Paul Vlaar (beroepsontwikkeling) neemt afscheid van Movisie

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

− 3 = 3
Powered by MathCaptcha

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.