Opbouwwerker Wil Vugts: ‘Als je echt generalistisch wilt werken, moet je kijken vanuit bewoners’

Wil Vugts kwam in 2008 bij Welzijn Eindhoven om als opbouwwerker de krachtteammethodiek te ontwikkelen. Drie jaar later werd hij uitgeroepen tot Sociaal Werker van het Jaar omdat hij ‘vanuit een duidelijke visie op Welzijn Nieuwe Stijl werkt aan succesvolle matches en participatie van mensen in de wijk.’

Wil Vugts, senior opbouwwerker in het Eindhovense stadsdeel Gestel, is een bevlogen sociaal werker én een gedreven verteller. De energie spat ervan af, als hij begint te vertellen. ‘We wilden de wijk in, wilden veel mensen leren kennen en ons vooral richten op de doelgroep die we niet konden bereiken. Present zijn, aanwezig zijn in de wijk, de straat op. Ik wilde dat mensen mij leerden kennen en daarom zocht ik veel contact met individuele bewoners maar ook met partners. Corporaties, hulpverleningsinstellingen, bewonersorganisaties, zelforganisaties van Turken en Marokkanen, overal zocht ik aansluiting.’

Welzijn Eindhoven had hem gevraagd de krachtwijkmethodiek verder te ontwikkelen. Met die methode wilde de organisatie moeilijk bereikbare mensen en multiproblemgezinnen in zogeheten krachtwijken – ook wel bekend als Vogelaar-wijken – bereiken. In 2008 begon Vugts samen met maatschappelijk werker Katinka Borkes in de krachtwijk De Bennekel.  Vugts: ‘Ik heb altijd outreachend gewerkt en samengewerkt met de hulpverlening. De methodiek stond op papier en al werkende hebben we die bijgeschaafd. Aanvankelijk lag de nadruk bijvoorbeeld op het aantal doorverwijzingen van het opbouwwerk naar maatschappelijk werk, maar we kwamen erachter dat het niet allen om doorverwijzen naar de hulpverlening  ging, maar om participatie van mensen .’

‘We wilden de wijk in, wilden veel mensen leren kennen en ons vooral richten op de doelgroep die we niet konden bereiken’

‘Ervaringsleerder’

Wil Vugts (54) begon zijn arbeidzame leven als loodgieter, werd zweminstructeur en startte pas op zijn 32e in het sociale werk. ‘Toen ik van school afkwam wist ik al dat loodgieten het niet was voor mij. Ik werd actief in het Vormingswerk Jong Volwassenen en merkte dat ik werken met mensen leuker vond. Tegelijk zwom ik veel en van die hobby heb ik mijn beroep gemaakt. Ik haalde alle denkbare diploma’s en werd zweminstructeur.’

Van 1986 tot 1990 studeerde Wil activiteitenbegeleiding aan de sociale academie in Nijmegen. ‘Ik deed een parttime opleiding, liep stage en hield daarnaast een baan als zweminstructeur. In het zwembad begeleidde ik specifieke groepen van peuters tot ouderen. Maar de meeste ervaring deed ik op in het sociaal-cultureel werk. Ik werkte met moeilijk opvoedbare jongeren. Vervolgens was ik een jaar activiteitenbegeleider in een centrum voor gehandicapten.’

Na zijn studie stapte Wil over naar het jongerenopbouwwerk, eerst in Oss, later in Best. Opbouwwerk leerde hij vooral in de praktijk. ‘Ik ben een ervaringsleerder. Ik was intermediair tussen jongeren en de gemeente. Ik probeerde jongeren bij de samenleving te betrekken. Er moest een accommodatie komen en mijn taak was die met de jongeren vorm te geven. In zo’n kleine gemeente kun je heel veel doen als opbouwwerker en heb ik heel breed ingezet. Het Wmo-loket hulpverleningsnetwerken  , wijkontwikkeling,  contacten met onderwijs en bedrijfsleven gelegd, van alles.’

‘Brede inzet’

Ook in De Bennekel kon Wil Vugts, zoals hij het noemt, ‘breed inzetten’. Uitgangspunt van de krachtteamaanpak is de samenwerking van opbouwwerk met maatschappelijk werk, de combinatie van participatie en hulpverlening. Het krachtteam begint met het in beeld brengen van de wijk door middel van huisbezoeken en contact leggen met mogelijke partners. Vervolgens proberen Vugts en Borkes achter de voordeuren te komen. ‘Ik heb heel veel door de wijk gewandeld’, vertelt hij. ‘Eerst hebben we een sociale analyse van de wijk gemaakt. Hoe ziet de sociale samenstelling eruit? Hoe zit het met sociale redzaamheid? Hoe zit het met de arbeid? Je maakt als het ware een foto van zo’n wijk. Ik heb alle partners leren kennen en aan heel veel dingen meegedaan. Present zijn, contact leggen met mensen, binnenstappen bij de bewonersorganisaties, bij buurtconciërges, bij corporaties. Mensen moesten gewoon weten: die Vugts loopt hier rond en met vragen kunnen we bij hem terecht.’

Ook de partners zijn een belangrijke bron voor signalen, aldus Vugts. ‘Met het krachtteam ga je af op signalen die je zelf krijgt, maar ook op de signalen van anderen. Bijvoorbeeld van de politie en van buurtbewoners, die zich zorgen maken om buren die niet in beeld zijn. En aan contra-indicaties doen we niet, dus schuldproblemen schuiven we niet af. We halen juist de drempels weg en bekijken vervolgens wat we nog meer kunnen. Enerzijds door hulpverlening en anderzijds door versterking van het netwerk, de participatie in de wijk. In het begin wilden wij heel veel, maar bewoners niet. We hebben daarvan geleerd om mee te veren in het tempo van bewoners. Participatie klinkt leuk, maar als mensen daar niet aan toe zijn, dan werkt dat niet. In het begin waren we ook voorzichtig, maar nu willen we vrij snel proberen om mensen aan de gang te zetten.’

Met bewonersorganisaties in De Bennekel heeft Vugts een goede relatie opgebouwd, zegt hij. ‘Dat waren goede ingangen om mensen te leren kennen, daar liften we op mee. Er zijn meerdere   zelforganisaties in de wijk die zich richten op verschillende doelgroepen. Je hebt hier zoveel nationaliteiten en allerlei clubs zoals het Marokkaanse en Turkse platform. Als je niet uitkijkt blijven die allemaal voor hun eigen parochie preken. Mijn ideaal is om al die groepen veel meer samen te laten werken. Wijkdagen helpen daar wel bij, daarbij trekken mensen samen op. Bijvoorbeeld die opschoondagen gaat de hele wijk aan de slag.’

‘Participatie klinkt leuk, maar als mensen daar niet aan toe zijn, dan werkt dat niet’

Individueel en collectief

Naast het krachtwijkenbeleid van toenmalig minister Vogelaar vormde Welzijn Nieuwe Stijl een belangrijke inspiratiebron voor de krachtteamaanpak.  ‘Je hebt mensen voor je die klaar zijn met de hulpverlening, die erop afgeknapt zijn. Welzijn Nieuwe Stijl gaat ervanuit dat mensen nog veel meer aan de slag gaan met hun eigen netwerk. Dus veel meer in de eigen omgeving van mensen kijken. Hoe ziet het sociale netwerk van mensen eruit? Het zijn nogal eens mensen die in een sociaal isolement zitten. Hoe kun je dat ontwikkelen? In het krachtteam wilden we de verantwoordelijkheid bij de mensen laten. In veel gevallen viel er ook niets over te nemen. Het was gewoon de kunst achter de voordeur te komen en te kijken waar bewoners zelf mee aan de slag willen.’

Uitgangspunt bij het opbouwwerk binnen een krachtteam is, wat Vugts noemt, ‘individueel opbouwwerk’. De nadruk daarbij ligt op mensen laten participeren in een wijk, legt hij uit. ‘Aan het collectieve opbouwwerk is ook zeker  behoefte, bijvoorbeeld met de verschillende partners  een visie ontwikkelen op de wijk, organiseren van collectieve activiteiten. Maar als ik naar onze opbouwwerkers kijk hier, zie ik dat ze veel meer richting individueel opbouwwerk gaan. Beide lijnen heb je nodig. Een goede individueel opbouwwerker signaleert dat bepaalde vragen heel vaak terugkomen en bedenkt hoe we zaken kunnen collectiveren. Het project ‘Vraag en aanbod’, waarbij we inzetten op informele zorg voor mensen,  is een combinatie van beide. Iemand heeft bij voorbeeld hulp nodig bij een klusje. Iemand anders heeft een taalmaatje nodig. We hebben in kaart gebracht welke vragen bij verschillende groepen leven en nu kijken hoe we matches kunnen maken. We kijken ook waar kwaliteiten van mensen zitten en waar die ingezet kunnen worden. We hebben een informele ruilcirkel ontwikkeld.’

‘Bijvoorbeeld een oudere mevrouw die helemaal niet om kon gaan met computers. Toen hebben we iemand in de wijk gevonden die veel weet van computers en die heeft haar geholpen. De oudere mevrouw heeft de jongere kantklossen geleerd. Een handige man heeft voor iemand kabels weggewerkt  en die mevrouw heeft de man beter leren koken. Ook was er iemand die graag Engels wilde leerde spreken en die hebben gekoppeld aan iemand die het wel wilde doen. Dat soort matches zijn we nu aan het maken, we zitten er midden in. We zoeken ook naar aansluiting bij het vrijwilligerswerk. Dus doorstromen naar vrijwilligerswerk en liefst ook naar betaald werk.’

‘Corporaties, hulpverleningsinstellingen, bewonersorganisaties, zelforganisaties van Turken en Marokkanen, ik zocht overal aansluiting’

Een voorbeeld van een collectieve probleemaanpak heeft Vugts ook. Hij wijst op overlast in de wijk door grootscheepse onderverhuur aan de midden- en oost-Europeanen, de zogeheten MOE-landers.  ‘Samen met die groep bewoners zijn we met de gemeente en andere partners aan de gang gegaan om te kijken hoe we die overlast kunnen terugdringen en vooral aanpakken. Hoe kunnen we die huisbazen aanpakken. Mensen ervaren een stuk onveiligheid. We kijken nu of we in de achtertuinen ook achterpoorten kunnen creëren.’

Generiek werken

Wie generalistisch wil werken, moet leren kijken vanuit zowel individuele bewoners als georganiseerde bewoners , stelt Vugts. ‘Als je meer generiek gaat werken, zul je nog veel meer ontkokerd moeten kijken. Nu heb je nog een aantal instellingen die naast elkaar werken. Als je vanuit een wijk redeneert, moet je eigenlijk niet meer redeneren vanuit instellingsbelangen maar vanuit wijkteams met gedetacheerde professionals die inzetten op bewoners . Dat wordt dan het uitgangspunt.’

Een generalist dient kennis te hebben van meerdere domeinen. ‘Ik word als een generalist gezien. Ik ben geen hulpverlener en weet niet exact hoe psychosociale hulpverlening werkt, maar ik weet wel hoe de hulpverlening in grote lijnen in elkaar zit. Ik kan goed doorverwijzen en heb zicht op waar iemand het best op zijn plek zit.  Sociaal-juridisch is niet mijn sterkste kant . Van pedagogische hulpverlening heb ik vrij veel kaas gegeten. Ik heb veel vanuit jongerenwerk gewerkt waarbij je inzet op het gehele systeem rondom een jongere of gezin. Opvoedkundige competenties gaat voor het opbouwwerk te ver.’

‘Bij elke gelegenheid was ik aanwezig. Als er behoefte was aan een activiteit, dan organiseerde ik die. Bij schoonmaakdagen in de wijk was ik aanwezig. Ik nam alles aan om contact te maken. In de breedste zin ‘er zijn’.’

‘Onmisbare schakel’

Wil Vugts is een onmisbare schakel in de wijk, aldus  de jury die hem de titel ‘Sociaal werker van het Jaar’ toekende. ‘Ik zou het zelf nooit zo genoemd hebben, want hoe onmisbaar ben ik eigenlijk?’, reageert hij bescheiden. ‘De schakelfunctie bestaat uit de verbinding leggen tussen bewoners onderling en andere instellingen in de wijk. Organisaties zitten er vaak voor zichzelf en wij vroegen ons af hoe we de samenwerking kunnen verbeteren. Bij elke gelegenheid was ik aanwezig. Als er behoefte was aan een activiteit, dan organiseerde ik die. Bij schoonmaakdagen in de wijk was ik aanwezig. Ik nam alles aan om contact te maken. In de breedste zin ‘er zijn’. Mijn achterliggende gedachte bij present zijn is signaleren.’

De krachtteamaanpak is een voorloper van verdere integratie van maatschappelijk werk en opbouwwerk, is de stelling van Vugts. ‘Het gaat niet om samenvoegen, maar om samenwerking.  Ik heb vrij snel in de gaten waar de problemen zitten bij mensen, maar ik ben geen hulpverlener. Vanuit mijn ervaring met hulpverlening heb ik daarin wel kwaliteiten ontwikkeld, maar dat is niet vanzelfsprekend. Ik ben een verbindende schakel en ben empatisch. Ik kan heel goed met mensen meeveren. Ik ben een mensenmens, ik vind het dus heel leuk om met mensen te werken en mensen te zien groeien in hun kracht.  Als ik zie wat een vrouw, met wie het eerst heel slecht gaat, vervolgens allemaal doet voor een wijk en wat ze voor zo’n wijk betekent, daar doe ik het voor.’

Casus: Geloof in eigen kunnen

‘Mensen die niet meer meededen in de wijk, willen we uit hun isolement halen. Ze weer een beetje geloof in hun eigen kunnen laten krijgen. Bijvoorbeeld de vrouw die na de dood van haar man diep in de schulden kwam. Ze deed de deur niet meer open, maakte de post niet meer open en kwam in de schulden. Ze moest van een uitkering rondkomen maar overzag haar situatie helemaal niet meer. Bovendien nam ze een kleindochter in huis.’

‘We gingen op twee manieren met die vrouw aan de slag. Het maatschappelijk werk richtte zich eerst op het wegwerken van de schulden. Ze hebben samen de post opengemaakt. Tegelijk kwamen we erachter dat de mevrouw heel creatief is. Vanuit het opbouwwerk hebben we een werkgroep opgezet om een kerstpakkettenactie in de wijk te organiseren. Ze heeft zich daar enorm voor ingezet  en heel veel kerststukjes gemaakt.  De actie kwam te goede van de mensen in de wijk, met hele lage inkomens.’

‘De vrouw is nog altijd in beeld, niet zozeer voor de participatie in arbeid, ze is 65, wel voor participatie in de wijk. Ze leidt nu een handwerkclub, waarbij zij het creatieve brein is en ze van ons nog een beetje ondersteuning krijgt. Ze komt weer bij mensen thuis en mensen bij haar, het sociaal isolement is grotendeels verdwenen. Het was een proces van zo’n tweeëneenhalf jaar. Ze kampt wel met gezondheidsproblemen en heeft soms een terugval. Het maatschappelijk werk is bezig met de schuldenproblemen. Vanuit het opbouwwerk kijken wij of haar kleindochter een PGB kunnen laten krijgen.’

Uit: De Generalist. De sociale professional aan de basis. Portretten en conceptuele verkenningen, Margot Scholte, Ard Sprinkhuizen, Martin Zuithof. Foto: Claudia Kamergorodski

Links:

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

65 + = 73
Powered by MathCaptcha

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.