Burgerkracht. Herinneringen aan een pijnlijk debat
Jos van der Lans kende ik van zijn artikelen in vakblad Marge in de jaren tachtig. Als student opbouwwerk las ik zijn inspirerende verhalen over gedreven buurt- en andere sociaal werkers. Zijn artikelen over opbouwwerker Piet Willems en diens initiatieven in Den Bosch Oost, met een vernieuwend gezondheidscentrum, maakten grote indruk. Zo’n indruk dat ik Piet Willems, inmiddels gepensioneerd maar nog altijd actief, twintig jaar later ook een aantal keren interviewde.
In 2011 verscheen het essay ‘Burgerkracht. De toekomst van het sociaal werk’ van Jos van der Lans en Nico de Boer, waarin ze ervoor pleiten een eind te maken aan het welzijnsbestel. Ik interviewde Nico de Boer over het boekje en schreef een kritisch commentaar. De gemoederen liepen hoog op: dat ze de ‘gewone’ sociaal werker niet aan het woord lieten verbaasde me het nog het meest. Met andere woorden: de auteurs beschreven de toekomst van het sociaal werk zonder ook maar één sociaal werker aan het woord te laten. Ter vergelijking: kun je de toekomst van de huisartsenzorg onderzoeken zonder ook maar één huisarts te bevragen?
Dat terwijl het welzijnwerk/sociaal werk voor het eerst sinds decennia vanuit het ministerie van VWS de wind in de rug had met het programma Welzijn Nieuwe Stijl. Bij Zorg + Welzijn was ik jarenlang op zoek naar en in gesprek met de nieuwe sociaal werkers, ‘betrokken professionals’ en frontliniewerkers. Zie bijvoorbeeld de cover van de special ‘Op zoek naar de nieuwe sociaal werker’, bijlage bij Zorg + Welzijn, 6 oktober 2010 (hierboven uitgelicht).
Onder het kopje ‘Welzijnspopulisme’ verscheen in TSS (november 2011) mijn artikel met de veel te retorische titel ‘Burgerkracht: het populisme aan de macht’. Citaat: ‘Het essay gaat uit van premissen die als onweerlegbare waarheden worden gepresenteerd: burgers staan buiten spel in het beklemmende onderonsje (‘wurggreep’) tussen instellingen en gemeenten. En de burger is een onmondige consument geworden van ‘welzijnssupermarkten’ (…). Klinkt spannend, dit grote complot van overheid en instituties om de burger buiten spel te houden, maar de bewijsvoering rammelt nogal.’
Zie ook: Nico de Boer: ‘Aan de welzijnsinstelling als supermarkt komt een eind’, ‘Doe de term welzijn in de ban’ en Jos van der Lans: ‘Een goede opbouwwerker is een toevalligheid’.
Burgerkracht. Het populisme aan de macht
Jos van der Lans en Nico de Boer blijven in wensdromen steken met hun essay Burgerkracht. Ze verwachten het onmogelijke van burgers. Bovendien ondermijnen ze het lopende professionaliserings-proces. Martin Zuithof, ex-hoofdredacteur van Zorg+Welzijn, is verbaasd over de instemming die het essay ontmoet.
Van der Lans en De Boer schrijven: ‘Het pleidooi van de vijf denkers voor ‘geduld en rust’ en ‘tijd, veel tijd’ is net zo curieus als het voorstel van de onlangs ontslagen hoofdredacteur Martin Zuithof van Zorg + Welzijn om ‘juist nu extra te investeren in welzijnswerk’. In welke wereld leven deze mensen? Ze willen liever politiek correcte en risicoloze analyses en obligate pleidooien voor extra investeringen, ook in een wereld die schreeuwt om visie en nieuwe richting.’
De auteurs maken zo wel een hele makkelijke karikatuur van mijn stelling dat er nu geïnvesteerd moet worden in sociaal werk gezien de aanstaande megadecentralisatie van de AWBZ naar de Wmo: de overdracht van zorgtaken als begeleiding van naar de gemeente. ‘Nergens komen ze in plaats van te bezuinigen op het idee om geld vanuit de AWBZ richting Wmo te schuiven om het sociale werk juist te versterken’, schreef ik. ‘Substitutie! Er moet in worden geïnvesteerd. Niet alleen door de overheid, ook door fondsen, bedrijven en bijvoorbeeld ook door ziektekostenverzekeraars.’
Bezuinigingen op welzijn zijn kennelijk vanzelfsprekend
Wat er aan dit pleidooi risicoloos en obligaat is, ontgaat me. Want laten we de dingen even in perspectief plaatsen. Bezuinigingen op welzijn zijn kennelijk vanzelfsprekend, maar bezuinigingen op de gezondheidszorg (cure) en de AWBZ (care) zijn dat nooit. Zo ontvingen gemeenten in 2010 via het gemeentefonds € 1,626 miljard voor de uitvoering van de Wmo. Slechts een deel daarvan gaat naar welzijn. De kosten van de AWBZ bedroegen daarbij vergeleken in 2010 een veelvoud: liefst € 23,5 miljard. Het CBS becijferde de totale uitgaven voor de zorg in 2010 op € 87,6 miljard. Sociaal-cultureel werk kwam volgens het CBS uit op een totaalbudget van een uiterst bescheiden € 1,274 miljard. Het is een beetje eigenaardig dat twee vooraanstaande publicisten over sociaal werk ineens uitgaan van onontkoombare bezuinigingen op die sector.
Met zuiver argumenteren heeft Burgerkracht dan ook niet veel te maken. Het essay gaat uit van premissen die als onweerlegbare waarheden worden gepresenteerd: burgers staan buiten spel in het beklemmende onderonsje (‘wurggreep’) tussen instellingen en gemeenten. En de burger is een onmondige consument geworden van ‘welzijnssupermarkten’ (een denigrerende term van Daniël Giltay Veth, die niet wordt onderbouwd). Klinkt spannend, dit grote complot van overheid en instituties om de burger buiten spel te houden, maar de bewijsvoering rammelt nogal. Zo beschrijven Van der Lans en De Boer op pagina 15 en 16 het voorbeeld van een groep Marokkaanse buurtbewoners die niet goed bediend worden door een welzijnsinstelling en de hulpvraag ‘smoort’ in de prestatiecontracten tussen gemeente en instelling. ‘Dit voorbeeld maakt duidelijk: er is iets fundamenteels mis met het Nederlandse welzijnsbeleid’, aldus de auteurs. Maar hoe kan een voorbeeld nu aantonen dat iets fundamenteel mis is? Noemen we het politiebeleid ook fundamenteel fout als een bepaalde groep een slechte ervaring heeft met de politie?
Populistische kretologie
Van der Lans en De Boer lijken in hun essay, de begeleidende publicaties en debatten überhaupt bevangen door de populistische kretologie: ‘Ik vind Welzijn Nieuwe Stijl helemaal niks’, ‘Welzijnsinstellingen hebben hun langste tijd gehad’, ‘Het einde van het rotte welzijnsbestel’. ’Onze verkenning laat zien dat Welzijn Nieuwe Stijl intussen passé is’, schrijven ze, ‘De geluksmachine wordt stopgezet, welzijn is niet van gemeenten maar van burgers, alleen burgerkracht kan ons redden.’ Maar het stimuleringsprogramma loopt gewoon twee jaar, landelijke bezuinigingen betekenen niet automatisch dat gemeenten met Wmo-taken moeten stoppen en bovendien probeert de sector zelf middelen te vinden om het professionaliseringsprogramma voort te zetten. Nergens voor nodig, redeneert De Boer nu, in een interview: ‘In Welzijn Nieuwe Stijl ligt een veel te grote nadruk op de persoonlijke kwaliteiten van de werker’. In een groot deel van de trajecten, waaraan 100 gemeenten en 150 welzijnsorganisaties deelnemen, ligt nu juist de nadruk op de verbetering van de opdrachtgever-opdrachtnemer relatie. En die kan, constateren Van der Lans en De Boer overigens terecht, op veel plaatsen nog wel beter.
Los van de negatieve toonzetting en de redeneringen die mank gaan, zijn er ook tal van inhoudelijke bezwaren te noemen tegen de oplossingen die Van der Lans en De Boer aandragen. Hun oplossing is simpel gezegd: opheffing van het welzijnswerk en opzet van coöperaties van actieve burgers die zichzelf wel kunnen redden en wijkteams voor kwetsbare burgers, zoals die in Enschede functioneren onder de hoede van de gemeente. Daarmee nemen ze wel heel makkelijk afscheid van een sector met zo’n 70.000 werknemers, zo’n 2500 instellingen. De sector telt slechts zo’n 70 instellingen met meer dan vijftig medewerkers en dat zijn dan de ‘grote instituties’ die de auteurs onder vuur nemen.
Onderliggende agenda: afrekenen met het begrip welzijn en welzijnswerk
De onderliggende agenda van Van der Lans en De Boer is dan ook de afrekening met het begrip welzijn en het welzijnswerk. In 2004 riep Van der Lans het al: de term welzijnswerk hoort thuis op het kerkhof. ‘Ik ben een enorme propagandist van het welzijnswerk, maar ik vind dat we die term eindelijk eens moeten begraven. Het begrip “welzijn” is enorm geïdeologiseerd in de jaren ’70 en volgestopt met pretenties. Je moet er een nieuwe inhoud aan geven.’ Om dat te bewerkstelligen willen ze het momentum aangrijpen om ‘schoon schip te maken’. ‘Welzijnswerk is een warwinkel aan functies, waarvan niemand precies weet wat het nut ervan is.’ zei Van der Lans in mei 2010 in Zorg + Welzijn. ‘Mijn boek pleit voor een nieuwe start van sociaal werk en teruggaan naar de kern. Als je kijkt wat al die brede welzijnsorganisaties in huis hebben, zou ik er schoon schip mee willen maken. We hebben er een rommel van gemaakt, geen hond weet meer wat het voorstelt.’
Dat ze met hun pleidooien de ingezette vernieuwingen van Welzijn Nieuwe Stijl ondermijnen en een hele sector afschrijven, doet er kennelijk niet zoveel toe. De sociaal werker die tot voor kort nog onderwerp van het verbeteringsproject was, lijkt niet meer interessant. In Burgerkracht worden ze niet meer bevraagd.
En waar is de actieve burger die het straks allemaal moet gaan doen? ‘Dat zijn vaak hoogopgeleide vijftigplus mannen die van vergaderen houden. Gekscherend worden ze de grijze maffia genoemd’, zegt Laurens de Graaf, een bestuurskundige die bij de Universiteit van Tilburg onderzoek doet naar ‘best persons’ die deelnemen aan wijkparticipatie. Doortje Kal, bijzonder lector Kwartiermaken, wijst naar Zoetermeer waar actieve burgers al in de jaren negentig eigen buurthuizen runden. ‘Dat betekende niet dat zij openstonden voor mensen met een psychiatrische achtergrond. Om dat te bereiken, moest er eerst een ‘sociale makelaar’ worden ingeschakeld.’
Lees bij Sociale Vraagstukken: Burgerkracht: het populisme aan de macht, Martin Zuithof, 31 mei 2011, Zorg + Welzijn. Foto: Marlis Trio Akbar on Unsplash.
Zie ook: