Jim Diers, hoogleraar Sociaal Werk: ‘Je hebt community work in elke buurt nodig’
‘Gemeenschap’ ontstaat alleen als mensen het zelf doen, stelt Jim Diers, hoogleraar Sociaal werk in Seattle. Armoede moet niet als single issue worden aangepakt, maar via de prioriteiten van de community. Sociaal werkers dienen zich daarbij strikt dienstbaar aan de gemeenschap op te stellen. ‘Maar denken dat mensen kunnen overnemen wat professionals vroeger deden, is belachelijk.’
Uit: Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken, nummer 2, zomer 2013, p. 4-6. Foto: Joop Hofman.
‘Good question. Pratice what you preach’, reageert Jim Diers na anderhalf uur interview op de vraag of hij ook zelf nog in de community actief is. ‘We wonen op Vashon Island, en daar heb ik het sterkste gevoel van gemeenschap dat ik ooit had. Dat komt doordat er geen lokaal bestuur zit, de burgers regelen alles zelf. Dat is zo ironisch: de sterkste communities zijn blijkbaar die zonder alle diensten en bureaus, die de community willen helpen.’
Vashon Island is een eiland in de delta bij Seattle en de thuisbasis van Jim Diers (60). De goedlachse Amerikaan reist vrijwel non-stop de wereld rond om zijn ideeën over communities te verkondigen. In maart was Diers een week voor lezingen in Nederland, daarna ging hij naar Ontario en vervolgens maakte hij een tournee van vijf weken door Australië.
Tussendoor is Diers naar eigen zeggen ook nog actief in zijn eigen community. ‘Er is vaak stroomuitval op Vashon, als er bomen omvallen bijvoorbeeld. Dat duurt soms wel een week en dan helpen de buren elkaar. We wonen ook op een breuklijn, waardoor we het risico lopen op een aardbeving. In dat geval start het noodplan waarin alle taken zijn verdeeld: iemand regelt de medicijnen, een ander heeft de apparatuur, iedereen weet precies wat hij of zij moet doen.’
Diers schetst het veelzijdige activisme op zijn eiland, onverminderd enthousiast na uren praten in een lezing en een interview in Hilversum. ‘There is so much going on! We voerden actie tegen een vervuilende mijn, die we tot sluiting hebben gedwongen door een blokkade. De mijn is nu een natuurpark geworden. Verder hebben we een tweedehandswinkel, Granny’s Attic, waar iedereen zijn spullen kan weggeven. Die worden dan verkocht voor het lokale ziekenhuis, zodat de mensen die niet verzekerd zijn toch gezondheidszorg krijgen. Bovendien hebben we een voedselbank. De biologische boeren leveren producten aan het onderwijs, zodat de scholieren geen blikvoer meer hoeven te eten. Verder hebben we geen banken, maar een eigen valuta en die hebben we ondergebracht in een kredietunie.’
In 1988 vroeg de burgemeester Diers directeur te worden van de afdeling buurtontwikkeling in Seattle, een stad met 600.000 inwoners in een agglomeratie van zo’n 4 miljoen mensen. ‘Projectontwikkelaars kregen alle ruimte, maar de stad verwaarloosde de buurten. Er waren bendes, drugsproblemen en wapengeweld. Mensen mopperden dat de belastingen omhoog gingen, en de overheid niks deed. Ik dacht dat het alleen een succes kon worden als bewoners en gemeente elkaar niet langer als tegenstanders zagen. Waarom zouden we de mensen niet organiseren rond hun eigen kracht en hulpbronnen vanuit hun gemeenschap en meer samenwerking organiseren met de gemeente?’
‘Gemeenschap’ ontstaat alleen als mensen het zelf doen, stelt Diers. Mensen van verschillende leeftijden, etnische achtergronden en met of zonder beperkingen gaan alleen samenwerken als ze veel lol met elkaar hebben. ‘Je hebt voor community een gevoel van identiteit nodig, een bepaalde schaal waarbinnen mensen elkaar leren kennen en ontmoetingsplekken (‘bumping places’) waar ze elkaar tegenkomen. Bovendien heb je een aanleiding nodig voor collectieve actie. Als mensen nauw betrokken zijn bij de plek waar ze leven, zijn ze meestal ook actiever.’ Professionals hebben daarbij een bescheiden rol, omdat de community de leiding moet houden.
Alles draait om verantwoordelijkheid durven geven aan vrijwilligers. Als zij zich daadwerkelijk inzetten, kunnen ze vanuit de gemeentelijke Neighborhood Matching Funds een vergoeding verwachten. Spraakmakend voorbeeld is het bomenproject uit 1992, waarbij in de wijk Ballard zo’n 1000 bomen werden afgeleverd, die door vrijwilligers werden geplant en onderhouden. In het Trees for Neighborhoods-program hebben alle burgers van Seattle de mogelijkheid om bomen rond hun huis te planten. Ieder huishouden kan vier gratis bomen krijgen, naast onderhoudsmateriaal en ondersteuning.
Met de afdeling Buurtontwikkeling wilde u niet alleen met de bestaande buurtorganisaties werken. U focuste ook op de armere mensen. Hoe deed u dat?
‘We wilden niet alleen werken met buurtgroepen, maar met alle organisaties. Bijna iedereen is wel georganiseerd: mensen horen bij kerken, moskeeën of tempels, bij scholen, buurtwachten, serviceclubs en hobbyclubs. Veel te vaak doet de gemeente alleen zaken met groepen die volgens het model van de overheid zijn georganiseerd. En dan zijn ze verbaasd, waarom ze alleen de buurtburgemeesters en andere ‘usual suspects’ in beeld krijgen. We moeten iedereen proberen te bereiken die in een organisatie zit.’
‘Elke groep komt voor zijn activiteiten in aanmerking voor de matching funds, een systeem van aanvullende subsidies in ruil voor vrijwilligerswerk. De zorg was dat actieve buurten met veel eigen middelen ook meer zouden krijgen. Daardoor zouden de armen achterop raken, maar vrijwilligerswerk kan iedereen doen. We betaalden ook een vergoeding voor professionele inzet en elke groep kon daarvoor een aanvraag doen. We financierden eenmalige projecten. We wilden niet dat mensen ervan afhankelijk werden, of dat er papieren organisaties ontstonden.’
Hier is juist veel kritiek op de projectencarrousel, die helemaal dolgedraaid zou zijn.
‘Vaak ging het om fysieke projecten, zoals 85 gemeenschappelijke tuinen, waaraan duizenden vrijwilligers meewerken en die tonnen groente en fruit voor de voedselbanken in de stad produceren. Die tuinen werden vaak de ontmoetingsplekken voor de buurt. Opgezet met eenmalig geld, maar doordat de mensen ze zelf hebben aangelegd, blijven ze ze onderhouden. Op andere plekken legt de gemeente een tuin aan en dan zijn ze verbaasd dat er niemand komt.’
Wat kunnen gemeenschappen volgens u doen aan armoede?
‘Veel. Alleen moet je je niet richten op het issue op zich, want dan wordt het te groot en bestaat het risico dat professionals ermee aan de haal gaan. Als je de gemeenschap wilt betrekken, dan kun je beter beginnen bij de prioriteiten van die community. Dan wordt armoede een van de onderwerpen, want mensen maken zich ook druk om gezondheid, milieu, vrede, kinderen, ouderen, gehandicapten. Het gaat om een holistische benadering, weg uit de verkokering en arme mensen laten profiteren van een betere lokale economie. Zo worden ze zelf middenklasse, in plaats van dat ze uit de wijk worden geduwd door gentrification, verdringing door de middenklasse. Help liever de armen vooruit, help ze zaken opzetten.’
‘Het gaat natuurlijk ook om goed onderwijs. Kinderen hebben veel steun nodig als ze naar school gaan en veel kinderen krijgen die gewoon niet van hun ouders. En verder gaat het ook om sociale rechtvaardigheid, de strijd om het minimumloon zoals die nog in Londen wordt gevoerd. Dat gebeurt in de VS en overal ter wereld. Arme mensen werken vaak heel hard, maar verdienen te weinig.’
Zijn de opleiding van nieuwe opbouwwerkers en plannen voor buurtbedrijven in Engeland, de trusts, ook goede middelen tegen armoede?
‘Opbouwwerkers en politici moeten oppassen dat ze zich niet blind staren op een instrument, zoals een trust, een buurtbedrijf. Er zijn juist een reeks middelen nodig om de communities tot leven te brengen. Een groep die aan diverse onderwerpen werkt en daarvoor een trust opzet, gaat zich focussen op de business. Mensen die niet betaald worden doen vervolgens een stapje terug, want het is het werk van de anderen geworden. Begin liever bij de gemeenschap en kijk wat hun visie is. Als je banen wilt creëren zijn daarvoor allerlei manieren denkbaar, zoals coöperaties opzetten, nieuwe ruilmiddelen inzetten.’
‘De Mexicaanse gemeenschap in Minneapolis heeft met ondersteuning van een community worker een coöperatie opgezet om een markt te ontwikkelen, de mercado central. Er zitten nu 400 nieuwe bedrijfjes in. Het is een succes en het fungeert tegelijk als een cultureel centrum. Het geld lekt nu niet meer uit de buurt weg, zoals altijd gebeurt als dezelfde winkelketens verschijnen. Het geld blijft nu lokaal circuleren: de stad investeert in lokale ondernemers, er gaan mensen uit de buurt werken en mensen uit de stad doen er hun boodschappen.’
U bent lid van de adviesgroep van de Engelse premier Cameron over de Big Society. Hoe ziet u de aanpak van de Big Society in Leeuwarden waar een aantal wijken door de gemeente worden aangewezen? Werkt dat wel?
‘Opleggen is niet mijn manier. Op de eerste plaats moet je community work in elke buurt hebben. In Engeland en in Nederland zie je dat de landelijke overheid aan het bezuinigen is, de verantwoordelijkheid steeds meer op het lokale niveau legt maar niet de middelen erbij geeft. En tegelijk zeggen ze dat ze de eigen kracht van de gemeenschap willen versterken, maar dat is bullshit. Tegen David Cameron zei ik: mooi dat u de buurtkracht wilt versterken, maar vergeet dan ook de rol van de regering niet. De overheid is nodig voor planning en infrastructuur, het beschermen van rechten van mensen, zorgen voor een vangnet voor de meest kwetsbaren. Mensen met handicaps kunnen niet door de buren worden verzorgd.’
‘Het is een grote fout te denken dat mensen kunnen overnemen wat professionals eerder deden. Dat is belachelijk. De kracht van community is juist dat het dingen op een nieuwe manier doet. Welzijnsorganisaties doen alles volgens de kokers van de overheid. Ze scheiden de jongeren van de ouderen en de mensen met handicaps, dat is in wezen heel erg anti-community. Om een gemeenschap bij elkaar te brengen, moet je beginnen rond wat voor hen belangrijk is. Daarvoor is nooit genoeg tijd, want alle aandacht gaat altijd uit naar de agenda van de overheid.’
U bent hier nu een aantal keren geweest. Hoe ziet u de opbouwwerkers in Nederland?
‘Ze zijn belangrijk, maar ze moeten hun werk op een andere manier doen. In Engeland bestond ook een sterke professionele beweging voor community development. Maar ze zijn de weg kwijt geraakt doordat ze de ‘advocaten’ van de community werden. Ze begonnen voor de gemeenschap te praten en te handelen, in plaats van mensen aan het woord te laten. Dat heeft allerlei oorzaken, met name de geldstromen, waardoor ze verantwoordelijk worden voor de resultaten. Ze moeten steeds hun waarde als opbouwwerkers aantonen, zij krijgen dan de waardering, maar de gemeenschap zelf niet. Ook moeten ze het binnen de kokers doen, waarbinnen ze verantwoordelijk zijn voor de resultaten. Zo worden ze ook deel van de taaie systemen, die in wezen anti-community zijn.’
Diers stopte in Seattle met de structurele inzet van professionals, om projecten te financieren die een meer duurzaam effect hadden. ‘Die projecten zouden drie keer zoveel geld hebben gekost als we dat niet via de inzet van vrijwilligers hadden gedaan. Bovendien bouw je sociaal kapitaal op, mensen knopen relaties met elkaar aan, het verbetert het gevoel van veiligheid, en dus gezondheid. Mensen onderhouden die relaties, omdat ze er zoveel energie in hebben gestopt en het van henzelf is. Het gaat er ook niet om dat ze een organisatie moeten opzetten. Mensen houden helemaal niet van vergaderen.’
Betaalde u helemaal niet meer voor vaste professionals vanuit de gemeente?
‘Nou er zijn altijd wel een paar opbouwwerkers in actief in de traditie van Saul Alinsky (de invloedrijke opbouwwerkpionier uit de jaren ‘40-‘70 in Chicago en voorbeeld van Barack Obama – MZ). Die organiseerden bijvoorbeeld wel eens demonstraties voor het stadhuis waar ik ook werkte. Ik dacht: hè, wij betalen die lui toch via de matchingfunds? Het was een demonstratie van daklozen die samen met de opbouwwerkers en leegstaand hotel gingen kraken. De Seattle Times kopte de volgende dag: ‘Stad financiert bezettingsmacht’. Daarover kreeg ik veel gedonder over met het stadsbestuur, maar de burgemeester stond achter me.’
‘Het ABCD-model van McKnight uitsluitend gericht op eigen verantwoordelijkheid en de kwaliteiten van de gemeenschap heeft ook beperkingen. Een aanpak van problemen via de actiegerichte methode van Saul Alinsky gericht op rechtvaardigheid is nog altijd essentieel. Mensen moeten nog altijd vechten voor rechtvaardigheid. De beide aanpakken moeten in mijn ogen samengaan: het gaat om verantwoordelijkheid en rechtvaardigheid.’
U bent een groot fan van community art. Waarom?
‘It is fun! Kunst is vaak controversieel en zet mensen aan het denken. Sommige dingen lijken kunst, zoals het enorme beeld van de troll onder een brug, maar dat was vooral bedoeld om de situatie onder brug te verbeteren. Elk project, elke speelplek en elke gemeenschappelijke tuin in Seattle bevat een vast percentage aan kunst. Kunst is een manier om de identiteit in je gemeenschap te ontwikkelen. Maar kunstenaars moeten wel op de juiste manier werken, net als sociaal werkers. Ben je als professional bereid om met jouw kennis en vaardigheden de community te versterken?’
Uit: Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken, nummer 2, zomer 2013, p. 4-6
Pingback: Jim Diers Holland Tour powered by Rode Wouw | Rode Wouw
Pingback: Je hebt community work in elke buurt nodig | Hans Zuiver