Tien jaar moedercentra: Laboratoria voor de multiculturele samenleving
Moedercentra bieden een unieke combinatie van zorg voor kinderen en betaald werk door moeders. Ze werken vanuit vier principes: zelforganisatie door vrouwen, kinderen horen er altijd bij, het werk wordt zoveel mogelijk beloond en het aanbod is open. ‘Moedercentra zijn de laboratoria van de toekomst, waar de multiculturele samenleving wordt vormgegeven.’
Superlatieven schoten Marie-José Smulders, de hoogste ambtenaar Lokaal Sociaal Beleid van VWS, tekort. Ze sprak op het congres ‘Samen maakt het verschil’ waarmee het Landelijk Netwerk Moedercentra op 5 november het tienjarig bestaan van de moedercentra in Nederland vierde. ‘Wat een moedercentrum zo bijzonder maakt is dat vrouwen zelf aangeven wat ze willen. De centra zijn een fantastische manier voor een vrouw om het gezin te combineren met allerlei andere activiteiten. Het moedercentrum is een plek waar moeders van en met elkaar leren. De staatssecretaris is overtuigd van het effect daarvan.’
Namens staatssecretaris Ross-Van Dorp overhandigde Smulders even later een speciale kwaliteitsoorkonde aan: moedercentrum Het Lokaal in Amsterdam-Buitenveldert. De topambtenaar roemde het centrum om de inzet waarmee de vrouwen zich al tien jaar wijden aan hun uitgangspunten: zelforganisatie en zelfbeheer door vrouwen, de kinderen horen er bij, het werk wordt zoveel mogelijk betaald en het aanbod is open.
Hooggestemde idealen
‘We zien de prijs vooral als een eerbetoon voor ons centrum omdat we al tien jaar vanuit die principes werken’, zeggen Paula Spijker en Monieke Willemsen, coördinatoren van Het Lokaal, later. Spijker (51) richtte het centrum in 1992 op om, zoals ze zegt, ‘een derde weg’ te bieden. ‘Je kan werken en je kind naar de kinderopvang brengen, of je zit thuis met je kind. In een moedercentrum kun je zorg en arbeid combineren. Onze maatschappij is daar nog niet echt op ingesteld, dat komt nu pas.’
Ook in een middenklasse wijk als Buitenveldert is het sociale isolement van veel moeders een probleem. Door het open karakter draagt een moedercentrum misschien wel meer bij aan de sociale cohesie dan een buurtcentrum, dat veel meer op specifieke doelgroepen en clubs gericht is. Paula Spijker: ‘Als je als jonge moeders elkaar leert kennen in het moedercentrum, spreek je ook daarbuiten eens af. Je gaat samen winkelen of met je kinderen zwemmen. Jonge moeders komen soms zo’n jaar of drie in het centrum. Als ze een hele kleine baby hebben komen ze en als de kinderen naar de basisschool gaan verdwijnen ze weer, maar de contacten blijven vaak.’
De vrouwen runnen het centrum professioneel zonder subsidie van het stadsdeel, dat alleen het salaris van de beide coördinatoren en het gebouw betaalt. Het Lokaal heeft een gecombineerde formatieplaats voor de coördinatie, twaalf onbetaalde werkervaringsplaatsen en achttien ID-medewerkers. De afgelopen tien jaar deden128 vrouwen werkervaring op in het centrum. Van de vrouwen die doorstroomden ging vijftig procent naar een opleiding, een baan of een eigen bedrijf.
Wekelijks ontvangt het centrum zo’n vijfhonderd bezoekers. Het activiteitenaanbod is zeer gevarieerd: ’s Ochtends en een aantal middagen is er een flexibele kinderopvang. Vier dagen in de week kunnen moeders en andere buurtbewoners terecht in het lunchcafé en de cadeauwinkel. Moeders organiseren thema-avonden over onderwerpen die ze zelf uitkiezen, zoals ‘zelfvertrouwen’ en ‘grenzen stellen’. Zeven dagdelen per week is er een open inloopatelier en ook kunnen vrouwen meedoen aan cursussen keramiek, beeldbouwen of kinderkleding maken. Verder organiseert het centrum educatieve cursussen over bevallen, opvoeden en sociale vaardigheidstraining. Spijker verklaart het succes van Het Lokaal uit de hoge kwaliteit die het biedt. ‘We leveren een goed broodje, lekkere koffie, verse appeltaart en soep voor een redelijke prijs. Daar komen mensen op af. Oudere buurtbewoners komen regelmatig langs, kantoorpersoneel komt vaak lunchen. Het is bij ons gezellig en goedkoper dan in een restaurant.’
De hooggestemde idealen van het moedercentrum zijn niet allemaal even makkelijk in de praktijk te brengen, zo merkten Spijker en Willemsen. Het lukte bijvoorbeeld niet loonvormend te worden. ‘In het begin betaalden we een tientje per uur. Dan kom je in een werkgevers-werknemersverhouding en dat hielden we niet vol. Een aantal vrouwen bleef principieel, ze wilden betaald worden en stopten er daarom mee. Toen kwamen we op het punt: gaan we door of doen we water bij de wijn? Een aantal wilden het wel onbetaald doen, voor de faciliteiten die het centrum biedt. Toen hebben we additioneel werk aangevraagd.’
Tegenwoordig bestaan de banen in het centrum – de cursusleidsters, peuterleidsters, winkelpersoneel, cafémedewerksters en administratieve krachten — vooral uit ID-banen. En dat maakt de toekomst van het werk in het centrum onzeker, nu de gemeenten gesubsidieerde banen uit eigen budget moeten betalen. Het Lokaal is het enige moedercentrum in een overwegend ‘witte’ middenklassewijk en dat doet niet direct denken aan het ‘laboratorium van de multiculturele samenleving’, zoals VWS-ambtenaar Smulders die schetste. ‘Je kunt wel degelijk van diversiteit spreken’, vertelt Monieke Willemsen. ‘Bij ons komen Engelse, Italiaanse en Japanse vrouwen en allerlei inkomensgroepen. Ook de medewerkers zijn zeer divers, sommigen hoog opgeleid, anderen niet.’
Wilskracht
In de Haarlemse Schalkwijk, eveneens een flatwijk uit de jaren zestig, herbergt moedercentrum De Mallemolen een bonte diversiteit aan Nederlandse, Turkse, Marokkaanse en vluchtelingenvrouwen. Opbouwwerkster Joke Kuipers haalde vierenhalf jaar geleden – samen met de migrantenwerkster de eerste vrouwen bij elkaar – en tegenwoordig is ze er coördinator. ‘We zijn begonnen door bij andere moedercentra langs te gaan. Een moedercentrum moet je voelen. Als je er bent voel je de sfeer en dan zeggen veel vrouwen: dat willen wij ook.’
De Mallemolen biedt kinderopvang, verzorgt lunches, heeft een tweedehands kinderkledingwinkel, een dagelijkse inloop en een uitgebreid cursusaanbod, met onder meer naailes, taalles, zelfmanagement, informatica en fietslessen. Het centrum draait op 26 medewerksters, waarvan vier met een ID-baan en twee professionele krachten (de coördinator en de coördinator kinderopvang). De vrouwen met een ID-baan zijn doorgestroomde vrijwilligsters die werken combineren met kinderen opvoeden en een opleiding: in de kinderopvang, op de administratie, voor het beheer en de activiteitenbegeleiding. Het centrum ontvangt zo’n tachtig bezoekers per week.
Om de communicatie in de Mallemolen goed te laten verlopen, volgen de vrouwen de training ‘Vrouwen nemen de leiding’. Kuipers: ‘Je leert problemen op te lossen aan de hand van een vragensetje. Wat vind ik goed aan die aanpak en wat niet? Hoe is voor mij de ideale situatie? Wat is mijn eerste stap? Welke hulp heb ik nodig? Iedereen heeft daarbij even veel inbreng, ook vrouwen die niet zoveel zeggen en vaak ook goede ideeën hebben. Zo geef je hen ook vertrouwen, zelfwaardering.’
De samenwerking tussen allerlei vrouwen bewijst wel hoe het ook kan in de multiculturele maatschappij, vindt Kuipers. ‘We hebben welgestelde dames uit Heemstede en vrouwen uit de volkswijk, dan krijg je soms een clash van heb ik jou daar. Dat botst vaak meer dan Arabische vrouwen en Nederlandse vrouwen uit dezelfde volkswijk, vaak bijstandsmoeders die in dezelfde shit zitten. Dat uit zich bijvoorbeeld in het spraakgebruik. De vrouwen uit Schalkwijk zeggen vaak recht voor zijn raap hoe het ermee staat en niet altijd op een nette manier. Dat kwetst. Als er echt wat is, roep ik ze met het vragenlijstje bij elkaar en dan hebben we weer een bijeenkomst. Je probeert constant begrip te kweken.’
Belangrijk vindt Kuipers dat vrouwen hun eigen leven weer richting leren geven. Alleenstaande allochtone moeders slagen er in met een ID-baan en een MBO-opleiding door te stromen naar een reguliere baan. ‘Die vrouwen willen zo graag. Die hebben zoveel power en wilskracht en hebben er alles voor over om vooruit te komen in Nederland. Ze grijpen de kansen met beide handen aan, als er maar rekening met hun wordt gehouden. Ze hebben kinderen, zijn soms alleenstaand, hebben weinig geld en ook nog een taalachterstand. ‘
‘Ze leren wat ze kunnen en wat ze willen. Rocine bijvoorbeeld, een gevluchte vrouw uit Koerdisch Irak, heeft nu een baan in de creatieve inloop. Die zei dat ze pas bij ons voor het eerst Nederlands durfde te praten. Nu heeft ze een ID-baan, heel leuk, een goede manier voor haar om er weer bovenop te raken. Ze had nooit gedacht dat ze dit zou kunnen.’
Een Marokkaanse imam brengt zijn vrouw sinds kort dagelijks naar de Mallemolen. ‘Die vrouw zat altijd thuis. Ze heeft zeven kinderen, waarvan twee met een hartafwijking. Die vrouwen willen best, maar hebben nooit de kans gehad vanwege de kinderen en de taal. Er zijn ook veel vrouwen die gewoon niet naar buiten mogen. Zo’n imam moet die mannen overtuigen dat ze dat wel mogen.’
Door: Martin Zuithof, Zorg + Welzijn, 22 november 2002, Foto: Maxim Tolchinskiy bij Unsplash .
Lees ook: Martin Zuithof, Onderzoek: moeder- en vadercentra versterken zelfvertrouwen, Zorg + Welzijn, 13 oktober 2009, Martin Zuithof, Mannen ontplooien zich in vadercentrum Adam, Zorg + Welzijn, 31 maart 2004